Duurzame inzetbaarheid in Nederland

2018 – Deze bundel van TNO biedt een overzicht van de kennis over het concept ‘duurzame inzetbaarheid’. Diverse auteurs dragen daaraan bij in negen afzonderlijke hoofdstukken. ‘Duurzame inzetbaarheid’ (DI) houdt in dat werkenden niet alleen hier en nu inzetbaar zijn, maar dat ze ook op langere termijn kunnen en willen werken.

 

Algemene conclusies

In de laatste jaren was er een stijgende trend in langer kunnen en willen doorwerken én in de leeftijd van daadwerkelijk stoppen met werken. Maar die trend is in 2016 tot stilstand gekomen. Hier is geen duidelijke verklaring voor te vinden.

Gezondheid bepaalt de inzetbaarheid in hoge mate. Met een vergrijzende beroepsbevolking is het niet moeilijk te voorspellen dat inzetbaarheidsproblemen zullen toenemen. Maar door veel regelmogelijkheden op het werk, zoals zelf het werktempo en werkvolgorde kunnen bepalen, kan de negatieve invloed van een matige gezondheid worden ingedamd.

De aandacht voor DI mag niet beperkt blijven tot die van oudere werknemers. Want de aard van de belasting en de keuzes gemaakt in het begin van de loopbaan bepalen mede de inzetbaarheid later. Voorts zijn er ook ziektes die bij jongere leeftijdsgroepen al uitval uit het werk voorspellen, zoals diabetes. Bij ouderen zijn de boosdoeners psychische problemen, hart- en vaatziektes en klachten aan het bewegingsapparaat.

Laag opgeleiden werken langer door dan hoog opgeleiden, terwijl ze zich daartoe minder goed in staat voelen en ook minder gemotiveerd zijn.

Een flexibel contract (en de daarmee vaak verbonden beperkte ontwikkelingsmogelijkheden) en werken buiten kantoortijden (vooral voor ouderen) voorspellen vervroegde uitstroom.

Maar een goede kwaliteit van arbeid, d.w.z. goede fysieke en sociale werkomgeving en voldoende regelmogelijkheden werken beschermend tegen vervroegde uitstroom.

Steeds meer bedrijven nemen maatregelen. Daarbij gaat het vaker om ontziemaatregelen, zoals extra vrije dagen of vrijstelling van ploegendienst dan om stimuleringsmaatregelen zoals omscholing of taakverbreding.

 

Hoofdstukken

Hoofdstuk 1 is een inleidend hoofdstuk; hier zetten de TNO-ers het model uiteen dat zij ontwikkeld hebben voor het monitoren van DI.

Hoofdstuk 2 betreft de stand van zaken en ontwikkelingen van DI in Nederland. Het laat de verschillen in DI profielen zien naar leeftijd en opleidingsniveau, contracttype, een arbeidsbeperking, sector en regio. Ook worden de Nederlandse met de Europese cijfers vergeleken.

Hoofdstuk 3 spitst zich toe op DI en gezondheid.

Hoofdstuk 4 gaat over de duurzame inzetbaarheid van middelbaar opgeleiden want de arbeidsmarktpositie van deze groep komt steeds meer in discussie mede gezien technologische ontwikkelingen.

In Hoofdstuk 5 is het onderwerp: DI voor jong en oud.

In Hoofdstuk 6 is de vraag of er ontwikkeling zit in flex; met name gaat het over de ontwikkeling in formele en informele leermogelijkheden van flexwerkers en ZZP-ers.

In Hoofdstuk 7 gaat het over DI en werken buiten kantooruren.

Hoofdstuk 8 betreft trends in kwaliteit van arbeid die beschermend kan zijn voor DI.

Hoofdstuk 9 gaat over werkgeversmaatregelen ter bevordering van DI. Het betreft maatregelen die ontzien, stimuleren en/of maatwerk leveren.

Hoofstuk 10 heet: ‘Impact van ontwikkelingen in technologiegebruik’. Het behandelt arbeidssituaties waarin mechanisering, digitalisering of beide te zien zijn en situaties waarin van deze ontwikkelingen niet of nauwelijks sprake is.

 

Referentie

Niks, IMW; Sanders, JJFM; Heuvel, S.G. van den; Venema, A. ‘Duurzame inzetbaarheid in Nederland’. TNO 2018. Het boek is te downloaden via: https://www.monitorarbeid.tno.nl/publicaties/di-monitor

 

Thema: Duurzame inzetbaarheid

Sector: n.v.t

Bron: Boek, Onderzoeksrapport