Zeggenschap voor flexwerkers. Voorbeelden uit de praktijk

2017‘Zeggenschap voor flexwerkers’ is een uitgave van TNO. In dit boekje wordt uiteengezet hoe zeggenschap voor flexwerkers kan worden vormgegeven in theorie en praktijk.

Aanleiding

Begin 2017 was het aandeel flexwerkers op de arbeidsmarkt 36,3% (excl. ZZP-ers) en het aandeel groeit. Het belang om hen te betrekken bij de organisatie en hen de gelegenheid te bieden om invloed uit te oefenen op hun eigen arbeidssituatie neemt toe. De visie van TNO is dat flexwerkers daar vanuit goed werkgeverschap – net als vaste medewerkers – recht op hebben. Bovendien draagt (mede)zeggenschap van werkenden sterk bij aan het succes van de organisatie.

Vier vormen

Uit theorie en praktijk komen vier vormen naar voren die kunnen passen bij diverse bedrijven of bedrijfstakken en bij diverse vormen van flexwerk (tijdelijke aanstelling, uitzendkracht, gedetacheerden, werknemers van onderaannemer, ZZP-ers).

  1. Flexmedewerkers zijn vertegenwoordigd in een eigen ondernemingsraad (OR) of in dé OR, (voorbeeld: Randstad).

  2. Flexmedewerkers worden als achterban van de OR gericht en actief betrokken via werkgroepen en themagroepen (voorbeeld: Heijmans).

  3. Flexmedewerkers worden betrokken als achterban van de OR via enquêtes, apps en vergaderingen (voorbeeld Post-NL, maar uitzendkrachten nog niet)

  4. Flexwerkers worden betrokken via informele/directe vormen van zeggenschap, zoals werkoverleg. (voorbeeld: Vivens).

Ook de bedrijven: Philips Drachten (flexwerkers gaan meeroosteren), Kesselaar & Zn. en de Belastingtelefoon worden als goede voorbeelden ten tonele gevoerd.

Algemene bevindingen

De Wet op de OndernemingsRaad (WOR) kent een beperkte verplichting om flexwerkers bij de formele medezeggenschap te betrekken, maar biedt voldoende ruimte voor nieuwe vormen van zeggenschap in het belang van nieuwe groepen werknemers.

Het was niet gemakkelijk om goede voorbeelden te vinden. Dat betekent waarschijnlijk dat veel OR-en en hun directies moeite hebben met het vinden van een formele verbinding met flexwerkers.

Vaak is er ook weinig animo bij de flexwerkers zelf. Dat kan er mee te maken hebben dat zij lastig te bereiken zijn en/of dat het voor hen moeilijk is om voor een actieve inzet voor medezeggenschap (bij de uitlener) tijd vrij te krijgen (van een inlener).

De bereikbaarheid van flexwerkers hoeft geen belemmering meer te zijn, bij een slim gebruik van social media.

Referentie

Sarike Verbiest; Wouter van der Torre; Linda Koopmans; Hardy van de Ven; Anneke Goudswaard. ‘Zeggenschap voor flexwerkers’. (2017) TNO. Het boekje is als bijlage toegevoegd.