Employment status and job quality

Employment status and job quality

2018 – Eurofoundheeft een rapport uitgebracht over de relatie tussen de arbeidsrelatie van een werknemer (employment status) en zijn/haar baan- en arbeidskwaliteit.

Het rapport is gebaseerd op een secundaire analyse van de EWCS- data (European Working Condition Survey).

Er worden zeven typen arbeidsrelatie onderscheiden:

  1. contract voor onbepaalde tijd
  2. een contract van minder dan één jaar
  3. een contract met een bepaalde tijd langer dan één jaar
  4. overige werknemers
  5. afhankelijke zzp
  6. onafhankelijke zzp
  7. zelfstandig met personeel.

In alle vormen kan parttime werken voorkomen.

Enkele resultaten
. Een contract voor onbepaalde tijd is nog steeds de norm. De werkers met zo’n contract zijn ouder en hoger opgeleid en ze verdienen meer dan de rest. Een niet-standaard arbeidsrelatie (waaronder ook onvrijwillig parttime werken) komt vooral voor bij nieuwkomers op de arbeidsmarkt; zij zijn jonger, lager opgeleid en hebben een lager inkomen dan mensen met een vast contract. Parttime werken neemt toe in alle Europese landen.
Het aantal zzp-ers groeit vooral in de Zuid-Europese landen; onder zzp-ers tref je zowel jonge als oudere en laag en hoog opgeleide werkenden.
. De ervaren kwaliteit verschilt per arbeidsrelatie. Mensen die lange tijd in een contract met een bepaalde tijd hebben gewerkt ervaren een hogere werklast (taakeisen, tijdsdruk en emotionele eisen), slechter sociaal klimaat (steun van collega’s, misbruik, pesten), lagere vereiste vaardigheden, minder autonomie, minder kans op training, minder kans op een vast rooster, slechtere werktijden, minder baanzekerheid en slechtere kansen op de arbeidsmarkt. Dit geldt nog scherper voor mensen met een contract van minder dan een jaar.
. Afhankelijke ZZP-ers zeggen slechtere kansen op de arbeidsmarkt te hebben, hebben werk dat minder eisen stelt aan vakmanschap en vaardigheden, slechtere fysieke en sociale arbeidsomstandigheden een hogere werklast en job-stress. Voor onafhankelijke ZZP-ers geldt ongeveer het zelfde.
Zelfstandigen met personeel ervaren een relatief goede baan kwaliteit.
Parttimers rapporteren een slechtere sociale omgeving, minder trainingsfaciliteiten, hoge taak eisen en lage autonomie, minder voorspelbare roosters, minder baan zekerheid en slechtere kansen op de arbeidsmarkt; maar zij beoordelen hun fysieke en sociale werkomgeving beter en ervaren minder werkstress en zijn positiever over hun arbeidstijden.
. De beleving van de kwaliteit van de arbeid los van de baankwaliteit (‘working life experience’) werd ook als afhankelijke variabele onderzocht. Werkenden met een tijdelijk contract hebben in vergelijking met werknemers met een contract voor onbepaalde tijd meer financiële problemen, last van pesten en geweld (‘adverse social behaviour’) en zij ervaren meer risico’s voor gezondheid en veiligheid. Dat geldt in sterkere mate voor werkenden met een kort tijdelijk contract. Afhankelijke zzp-ers scoren ook slecht op vele indicatoren, maar zij zijn meer gemotiveerd voor hun werk dan mensen met een tijdelijk contract. Onafhankelijke zzp-ers hebben meer financiële problemen, ervaren problemen bij het combineren van werk en privé en beoordelen hun gezondheid minder goed; maar zij zijn meer gemotiveerd voor hun werk, hebben een hogere betrokkenheid en verzuimen minder dan de rest.
Zelfstandigen met personeel scoren over all beter, maar hebben wel problemen met het combineren van werk en privé.
Mensen die vrijwillig parttime werken hebben een betere kwaliteit van de arbeid (afgezien van baan-kwaliteit) dan werknemers met een contract voor onbepaalde tijd. zij die onvrijwillig parttime werken scoren slecht op alle kenmerken.

Beleidsaanbevelingen
1.
Het EC Council Directive 1999 over werk met een tijdelijk contract beoogt de condities voor deze werkenden te verbeteren door een ‘non-discrimination’ bepaling en het voorkómen van misbruik door het voortdurend vernieuwen van een tijdelijk contract. Op deze Directive zijn drie verbeteringen mogelijk:
a. uitzonderingen voor sectoren moeten zorgvuldiger
b. waar ‘non-discrimination’ op van toepassing is;
c. verduidelijking van de ideale maximum duur van het fixed-term contract.

2. De voorstellen voor een Directive voor ‘transport en voorspelbare arbeidscondities’ en voorstellen voor ‘sociale bescherming voor alle werkenden, dienen aangevuld te worden met:
a. sta lidstaten toe de pakketten voor sociale bescherming uit te breiden en maak de periodes dat men aaneengesloten gewerkt moet hebben om toegang tot WW en doorbetaling bij ziekte, korter;
b. garandeer een minimum inkomen/aanvulling van het inkomen tot dat inkomen, ook voor zzp-ers.

.3. De Council Directive (1997) over parttime werk – die in grote lijnen neerkomt op ‘non-discrimination’ en faciliteren van vrijwillig parttime werken – is niet door alle lidstaten overgenomen. Er moeten meer druk en incentives komen om die algemene toepassing te bevorderen. Verder is een betere definitie van de discriminatie- gronden te worden gegeven en op alertheid op discriminatie bij werving worden gewezen.

4.. De sociale dialoog en samenwerking tussen de sociale partners kan veel beter aangemoedigd worden in sommige lidstaten. Vakbonden dienen inclusief te zijn en moeten versterkt worden. Aanvullende financiële fondsen om de sociale dialoog te versterken zijn nodig.

Referentie
Jossie Gevaert, Deborah De Moortel, Christophe Vanroelen. (2018) Eurofound, working paper. WPEF18005.
De pdf van het rapport is als bijlage toegevoegd.

 

Thema’s: Arbeidsverhoudingen, Flexibel organiseren
Sector: n.v.t.
Bron: Onderzoeksrapport