Sociale innovatie: een langetermijnstrategie
2009 – Sociale innovatie is vooral bezig zijn met de lange termijn, ook al zijn er eveneens opbrengsten op de korte termijn. Voor HR-professionals is er veel herkenbaar. Zij spelen dan ook een belangrijke en soms een hoofdrol bij sociale innovatie, stelt Frank Pot in dit artikel.
In het artikel worden een aantal succesvolle voorbeelden van sociale innovatie bij DSM Anti Infectives, FiNext en Bedrijfsonderdeel Vegen en Straatbedrijf van de gemeente Den Haag beschreven. Na deze voorbeelden worden achtereenvolgens de volgende onderwerpen behandeld: Wat is sociale innovatie en wat is er eigenlijk nieuw aan? Eén van die nieuwe aspecten van sociale innovatie is de veranderende arbeidsrelatie. Op dit onderwerp wordt dieper ingegaan. Wat betekent die nieuwe arbeidsrelatie voor de managementstijl?
Theoretische benaderingen
Vervolgens gaat de auteur na wat de belangrijkste theoretische benaderingen zijn om sociale innovatie in organisaties te begrijpen. Het betreft de volgende theoretische benaderingen:
– |
De (dynamic) resource based view (Eissenhardt & Martin), waarbij gekeken wordt hoe, naast producten en diensten, interne bronnen een concurrentievoordeel kunnen verwerven. Dit biedt volgens Frank Pot een goed theoretisch kader om sociale innovatie te bestuderen. Dit kader attendeert ook op lacunes in de praktijk van sociale innovatie. Zo wordt er in de praktijk eigenlijk weinig aandacht besteed aan de problematiek van de absorptive capacity omdat men volgens de auteur van het artikel blijft steken in ‘flexibel organiseren’ en ‘leuker werken’. |
– |
Een kapitaalbenadering. Er wordt een onderscheidt gemaakt naar human capital, social capital en mental capital. De benadering kent een veelheid van economische politicologische en sociologische uitwerkingen, die echter lastig blijken te operationaliseren voor empirisch onderzoek. |
– |
Naast de strategisch management benadering en de kapitaalbenaderingen benoemt de auteur ook specifieke theorieën over hoe de organisatie van werk en de functie-inhoud het leren en innovatief werkgedrag bevorderen. Een van deze theorieën is het model van Karasek en Theorell (1990), waarin drie dimensies worden onderscheiden: hoge of lage psychologische taakeisen, veel of weinig beslissingsruimte en veel of weinig sociale ondersteuning. Dit wordt door De Sitter (1994) verder uitgewerkt in de theorie van de sociotechniek. Vanuit de vraag hoe mensen op en van het werk leren is in dezelfde gedachtegang en in positieve ontwerptermen door Hacker het concept ‘volledige functie’ ontwikkeld. |
Empirie, werkt het?
Frank Pot geeft in het artikel aan dat er aanwijzingen zijn dat sociale innovatie tot de beoogde doelen van kwaliteit van de arbeid en performance leidt. De auteur geeft daarbij wel aan dat er nog niet veel onderzoek is. Een aantal belangrijke onderzoeken, waarin deze relatie onderzocht wordt, worden in dit artikel achtereenvolgens besproken.
Conclusie
Concluderen kan worden gesteld dat er genoeg politieke, theoretische en empirische inspiratie is om praktijk en onderzoek op het gebied van sociale innovatie nog verder uit te breiden. De aandacht is nu sterk gericht op de gevolgen van de kredietcrisis en op de economische recessie. Je zou kunnen denken dat sociale innovatie wel even in de koelkast kan of misschien zelfs in het vriesvak, aldus de auteur. Frank Pot is echter van mening dat dit geenszins het geval is. Juist om de weg naar boven uit deze economische neergang weer te vinden en dan concurrerend te kunnen optreden, is investeren in mens en organisatie noodzakelijk. De achterliggende redenen – mondialisering, kenniseconomie en afnemende beroepsbevolking – veranderen immers niet door de crisis.
Bronvermelding
Zie voor het artikel Sociale innovatie: een langetermijnstrategie (2009) van Frank Pot uit Tijdschrift voor HRM 12/2009 de bijlagen.
Keywords
Sociale innovatie, arbeidsverhoudingen
Kenmerken